Stichting Huurdersraad
Hardinxveld-Giessendam
Inwonen
toen en nu leren we wel van de jaren vijftig?
13 december 2025
Wie oud genoeg is, herinnert
zich de jaren vijftig nog. De oorlog was voorbij, maar de
woningnood bleef. Gezinnen woonden noodgedwongen bij ouders of
schoonouders in. Inwonen heette dat, en het was heel gewoon.
Ideaal was het zelden. Privacy bestond nauwelijks, spanningen
lagen altijd op de loer en jonge gezinnen hadden weinig ruimte
om een eigen leven op te bouwen. Het werd geaccepteerd, omdat er
geen alternatief was.
Zeventig jaar later staan we
opnieuw voor woningnood. Tijdens de Dag van de Volkshuisvesting
werd duidelijk dat er hard gewerkt wordt, tienduizenden woningen
per jaar, miljarden aan investeringen, versnellingstafels,
schrappen van regels. Het klinkt hoopgevend. Toch schuurt er
iets wanneer opnieuw wordt gewezen op oplossingen als
woningsplitsen en woningdelen. Hebben we dan zo weinig geleerd
van het verleden?
De cijfers uit de Staat van
de Volkshuisvesting 2025 laten vooruitgang zien. Er komen
woningen bij, verduurzaming komt op gang en het doel van 100.000
woningen per jaar lonkt weer. Dat is positief. Maar ondertussen
staan woningzoekenden nog altijd in de pauzestand. En juist dan
grijpt de overheid naar snelle oplossingen: splitsen, inwoning,
beter benutten van bestaande panden.
De vraag is dan voor wie is
dat een oplossing? En tegen welke prijs?
Woningsplitsen en inwoning
lijken op papier efficiënt. Je gebruikt wat er al is, het kost
minder grond en kan sneller dan nieuwbouw. Maar wie verder
kijkt, ziet ook de keerzijde. Splitsen kost veel geld, vraagt
ingewikkelde aanpassingen en levert vaak woningen op die klein,
gehorig en kwetsbaar zijn. Inwoning betekent samenleven zonder
echte keuzevrijheid. Dat kan goed gaan, maar net zo vaak leidt
het tot spanningen, afhankelijkheid en sociaal ongemak. Precies
zoals in de jaren vijftig.
Creëren we hiermee werkelijk
besparing, of schuiven we het probleem door? En maken we niet
juist nieuwe probleemgevoelige woonsituaties, waarin mensen
noodgedwongen samenleven in plaats van zelfstandig wonen?
Misschien moeten we het debat
omdraaien. In plaats van inwoning opnieuw te romantiseren,
zouden we serieuzer moeten kijken naar doorstroming. Er is een
grote groep ouderen die best kleiner wil wonen, gelijkvloers,
comfortabel en in de nabijheid van leeftijdgenoten. Niet
weggestopt, maar samen met een ontmoetingsruimte, gedeelde
voorzieningen en ruimte voor contact én privacy.
Waarom bouwen we daar niet
veel meer van?
Goede seniorenappartementen
maken een kettingreactie mogelijk. Ouderen laten
eengezinswoningen achter, die beschikbaar komen voor jonge
gezinnen. Dat is geen tijdelijk lapmiddel, maar structureel
beleid. Bovendien voorkomt de eenzaamheid en biedt het ouderen
regie over hun eigen oude dag, in plaats van afhankelijkheid via
inwoning.
De Dag van de
Volkshuisvesting liet zien dat samenwerking loont en dat er
beweging is. Maar perspectief bieden aan woningzoekenden vraagt
meer dan snelheid alleen. Het vraagt keuzes. Willen we opnieuw
de fouten uit het verleden herhalen, of durven we verder vooruit
te kijken?
De woningnood van nu vraagt
om oplossingen die niet alleen praktisch zijn, maar ook
menselijk. De jaren vijftig leerden ons dat inwonen werkt als
noodverband, niet als toekomstvisie. Laten we dat inzicht niet
vergeten, nu we opnieuw bouwen aan wonen voor de generaties na
ons.